“Tegen extreme droogte van 1976 waren we niet opgewassen”

Gepubliceerd op 31 augustus 2018

Nic en Antoon 3

Nic Vloet en Antoon Kerkhoff, oud-medewerkers van Limburgse waterschappen, dachten de afgelopen maanden regelmatig terug aan de zomer van 1976. Toen was het even droog als nu. De beken stonden droog, boeren hadden niet genoeg gras voor hun vee en gewassen verpieterden onder de zon. “We pompten water in de droogste beken, maar dat was een druppel op een gloeiende plaat.”

Nic en Antoon zijn oudgedienden in de wereld van de Limburgse waterschappen. Antoon ging in 1966 als opzichter aan de slag bij het toenmalige Waterschap Noord-Limburg, Nic begon in 1973 in dezelfde functie bij Waterschap Het Maasterras. Na een fusie werden ze collega’s bij wat destijds Waterschap Peel en Maasvallei was. Nic was hoofd van de afdeling Onderhoud en Beheer, Antoon zijn rechterhand. In 2004 en 2005 gingen ze met pensioen. “Tijdens onze eerste jaren bij het waterschap hadden we veel problemen met wateroverlast”, vertelt Nic. “Wij moesten zorgen dat zoveel mogelijk grond door boeren gebruikt kon worden. Dat betekende dat we aan ruilverkaveling deden: we richtten samen met boeren en gemeenten land en beken opnieuw in, zodat vruchtbare gronden geen wateroverlast meer hadden.”

Enorme impact op boeren

In 1976 kregen Antoon en Nic te maken met het tegenovergestelde van wateroverlast: extreme droogte. “Het ging heel geleidelijk”, weet Antoon. “De regen bleef maar uit en de watertoevoer nam steeds verder af. De beken stonden op een gegeven moment bijna allemaal droog en uit de Maas konden we vrijwel niet meer aanvoeren. De impact op de boeren was enorm. Ze hadden geen voer voor hun vee meer en de gewassen verpieterden op het land. Regeninstallaties waren toen nog zeldzaam. Boeren die konden beregenen uit grondwater sjouwden dag en nacht met beregeningsbuizen over hun land. Ik vond het soms bijna eng, want de droogte bleef maar aanhouden.”

Water eerlijk verdelen

Elke week kwamen de Limburgse waterschappen, gemeenten, LLTB, Rijkswaterstaat en de provincie bij elkaar voor crisisoverleg over de droogte. “Maar we konden niet veel doen”, zegt Nic. “De enige mogelijke ingreep was het zo eerlijk mogelijk verdelen van de waterschaarste. Van de BB, de toenmalige Bescherming Burgerbevolking, leenden we pompen. We keken waar in de Maas, de Niers en een paar hoofdbeken nog water stond en pompten dat naar de plekken waar water het hardste nodig was.” “Maar dat was een druppel op een gloeiende plaat”, vult Antoon aan. “We stonden eigenlijk machteloos.”

Wateraanvoer beter regelen

De beken zijn deze zomer net zo droog als in 1976. Voor de boeren is de impact misschien nog groter dan toen, omdat ze meer droogtegevoelige gewassen zijn gaan telen op droge zandgronden. “Bij gemiddelde droogte kan het waterschap nu veel meer dan wij destijds”, zegt Nic. “Ze kunnen de wateraanvoer naar de kanalen en beken vanuit de Maas bijvoorbeeld beter regelen. Daardoor blijft het waterpeil veel langer hoog. Maar bij extreme droogte kan het waterschap gewoonweg niet zorgen dat er overal genoeg water is. Ik denk dat het belangrijk is dat we meer water gaan vasthouden door middel van stuwen, ook in de winterperiode. De boeren zijn daar niet blij mee, want daardoor blijft in het voorjaar de grond langer nat. Dan kunnen zij niet vroeg zaaien. Maar met meer watervoorraad kunnen we ook in drogere periodes de beken langer op peil houden. Het is een lastig evenwicht, maar wel één dat gevonden moet worden.”