Rekening houden met dieren en planten


We willen de natuur en de dieren in en om onze beken en dijken zo min mogelijk beschadigen. Daarom nemen wij verschillende maatregelen:

Inspectie door een ecoloog

Voor het maaien is er altijd een inspectie van het gebied. Een ecoloog bekijkt de maailocatie en kijkt naar bijzondere plant- en diersoorten die in het maaigebied leven. De maaiplanning passen we hierop aan om de dieren of planten te beschermen. Wij maaien bijvoorbeeld zo min mogelijk tijdens het broedseizoen en het liefst na de zaaizetting van planten.

Vertraagd afvoeren van maaisel

Wij laten maaisel een paar dagen liggen op de plek waar gemaaid is. Insecten en kleine dieren kunnen dan nog uit het maaisel kruipen en planten kunnen hun zaden loslaten.

Verschraling & bloemrijke gebieden voor insecten

Veel soorten kruiden en andere planten groeien goed op arme grond. Daarom voeren we een groot deel van ons maaisel af. Zo halen we voedingsstoffen weg uit het gebied en krijgen meer soorten planten een kans. Ook trekken al deze kruiden veel insecten aan. Het afvoeren van maaisel zorgt daardoor voor een beter leefgebied voor meer soorten planten en dieren.

Gedeeltelijk maaien (gedifferentieerd of alternerend maaien)

Als er bijzondere plant- of diersoorten leven in het maaigebied, maaien we soms een deel van dat gebied niet. De dieren hebben dan toch nog een plek om weg te kruipen en zo verstoren we hun leefgebied zo min mogelijk.

Temperatuur van het water

Door minder of niet te maaien in de zomer houden we schaduw op het water. Het water blijft dan een paar graden koeler waardoor er meer zuurstof in het water zit. Dat is goed voor de leefomstandigheden voor de dieren die in het water leven.